Previous Page  3 / 12 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 3 / 12 Next Page
Page Background

.

Gemeenten

krijgen veel nieuwe verant-

woordelijkheden op hun bord. Zij moeten drie

complexe beleidsvelden zoveel mogelijk zien te

organiseren met gemiddeld forse bezuinigings-

doelstellingen. Ze hebben een overzicht nodig

van de wettelijke eisen en mogelijkheden, en

willen deze vertalen naar doelgroepen die

elkaar vaak overlappen. In veel gevallen komt

het neer op het verdelen van schaarsere

middelen met een claim op andere, meer op

afstand gerichte ondersteuning en verzorgings-

vormen;

.

Welzijns-/begeleidingsinstellingen

moeten meer uitgaan van zelfredzaamheid en

de inzet van directe sociale netwerken rondom

de cliënten. Vrij vertaald betekent dat dat per

ingezette professional veel minder tijd beschik-

baar is voor directe begeleiding en ondersteu-

ning. Aangezien deze diensten al onder bezui-

nigingsdruk staan, zal een deel van de actieve

begeleiding van de cliëntenvertegenwoordiging

binnen bijvoorbeeld WMO-raden of andere

participerende overlegvormen wegvallen;

.

Lokale zorgorganisaties

die mogelijk-

heden bieden voor ondersteuning van ouderen,

revalidanten en gehandicapten krijgen waar-

schijnlijk minder mogelijkheden om deze zorg

geheel zelfstandig en binnen de eigen locatie

te verlenen;

.

Jeugdzorginstellingen

zijn niet meer de

enigen die verantwoordelijk zijn voor gezins-

dossiers. In het hele veld van wijkopbouwwerk,

kinderdagopvang, onderwijs en andere gezins-

gerichte instanties is meer samenwerking en

onderlinge afstemming nodig;

.

UWV

en andere arbeidstoegeleidingsorganisa-

ties stellen in de toeleiding naar werk vaker de

vraag of iemand (nog) geschikt is voor arbeids-

participatie. De bezuinigingen op aangepast

werk en uitkeringen leiden tot meer actieve

bemoeienis in de zoektocht naar passend werk,

met name voor jongeren. Ook werkgevers gaan

meer voorzieningen treffen zoals thuiswerk-

faciliteiten en het aanpassen van taakbelastin-

gen en productienormen voor personeel met

een arbeidsbeperking;

.

Scholen

moeten bij het wegvallen van direct

controlerende ondersteuning meer zelf oog

krijgen voor vroeg signaleren van problemen

en zullen in de afstemming met hulpdiensten

met scherpere normen te maken krijgen. Zo

speelt het speciaal onderwijs vermoedelijk meer

een rol bij het regelen of coördineren van het

leerlingenvervoer.

Welke partijen hebben met de decentralisaties te maken?

Tussen risico’s en kansen

Lokale sportaanbieders zelf lijken nog

geen grote risico’s te zien in de komen-

de decentralisatiebeweging. Verwach-

ting is echter wel dat gemeenten de

door de decentralisatie noodzakelijke

forse bezuinigingen voor een deel ook

in de sportsector zullen zoeken door te

snijden in subsidies voor verenigingen

of evenementen of deze te verbinden

aan het verlenen van diensten of ac-

commodaties in het sociaal domein.

Hoewel gemeenten vaak een aardig

inzicht hebben in de mogelijkheden

van sport en bewegen voor ouderen,

gehandicapten, werklozen en andere

doelgroepen van het sociaal domein,

lijkt het belang van de sportsector

toch onvoldoende zichtbaar. Zorg- en

welzijnsorganisaties hebben eveneens

weinig kennis van de potentie van sport

voor hun doelgroepen. De verbinding

tussen sport en het sociaal domein is

niet voor iedereen vanzelfsprekend; er

lijken nog veel eilandjes te zijn. Er is be-

hoefte aan partijen die de betekenis en

rol van sport en bewegen in het sociaal

domein zichtbaar helpen maken.

Doelgroepen

De doelgroepen van de decentralisaties

zijn vaak niet in beeld bij sportaanbie-

ders:

.

Mensen met chronische lichamelijke of

psychische beperkingen en/of ziekte;

.

Kinderen en jongeren met sociale/

ontwikkelingsproblematiek;

.

Werkloze jongeren of volwassenen;

.

Andere kansarme groepen, zoals

verslaafden, ex-gedetineerden.

In totaal gaat het om ca 1,5 miljoen men-

sen die gebruik maken van de regelingen.

11

TIPS VOOR SPORT- & BEWEEGAANBIEDERS!

Laura van Dongen en Hans Hoes (in opdracht van Stimulansz, LVO en LCGW) hebben een aantal adviezen

voor sport- en beweegaanbieders.

1

Zoek aansluiting bij laagdrempelige activiteiten in de buurt, waar de doelgroep toch al naartoe komt

en voeg daar sport en beweegaanbod toe.

2

Bekijk in overleg met de sociale dienst van de gemeente of je in je vereniging bijvoorbeeld bijstands-

cliënten kunt inzetten. Betrek ze bij het vrijwilligerswerk.

3

Leg contacten met scholen en buitenschoolse opvang.

4

Geef (overlast)jongeren taken en bevoegdheden binnen je vereniging. Maak ze verantwoordelijk voor

onderdelen van je sportprogramma. Jongeren die nodig zijn, hebben geen tijd voor overlast.

5

Schakel inwoners met een uitkering in als vrijwilliger en/of leid ze op tot sportcoach.

6

Sport in combinatie met goede voeding (gezonde kantine) voorkomt obesitas.

7

Verminder de taal- en ontwikkelachterstand bij kinderen door inschakeling van een ‘buitenspeeljuf’

(of meester) in de pauzes op school.

8

Bied nieuwkomers een goedkoop “startersabonnement” aan. Laat mensen eerst kennismaken.

9

Zorg, dat sport en bewegen als onderwerp wordt meegenomen in het sociaal wijkteam. In gesprekken

met gezinnen kan hierover gesproken worden.

10

Leg contacten met zorginstellingen (zoals MEE) en schakel (met steun van MEE) licht verstandelijk

gehandicapten in voor sport en vrijwilligerswerk.

11

Leg contact met GGZ sportinitiatieven, zodat ook deze groep na verloop van tijd kan overstappen naar

de reguliere sport.

Voor meer informatie

over de inhoud van de

decentralisatie verwijzen

wij u graag door door

naar de website van de

Vereniging Nederlandse

Gemeenten (www.vng.nl)